De toelaatbaarheid van verborgen camera’s op de werkvloer

De toelaatbaarheid van verborgen camera's op de werkvloer

De toelaatbaarheid van verborgen camera’s op de werkvloer is altijd weer voer voor juristen; wanneer is cameratoezicht geoorloofd? Camerabeelden kunnen erg zinvol zijn waar het gaat om het blootleggen van diefstal, misbruik en andere gedragingen waar een werkgever bewijs van moet hebben om vervolgacties aan te kunnen verbinden. 

In een uitspraak van de Rechtbank Rotterdam oordeelt zij dat een vrouwelijke werknemer door haar werkgever Rivas Zorggroep terecht op staande voet is ontslagen vanwege diefstal van onder meer pakken koffie en zakken borrelnootjes op basis van camerabeelden die door een recherchebureau waren gemaakt. De casus was als volgt.

Rivas had al enkele jaren te kampen met diefstallen, die met enige regelmaat plaatsvonden op een bepaalde afdeling van het verpleeghuis waar de vrouw werkzaam was. Ondanks extra veiligheidsrondes, gesprekken met personeel en het inzetten van een wijkagent, slaagde Rivas er niet in om de diefstallen een halt toe te roepen. Omdat de diefstallen voor zowel Rivas, als collega’s, als cliënten voor veel onrust zorgden, heeft Rivas op een gegeven moment particuliere bedrijfsrecherche ingeschakeld. Zij hebben vervolgens drie verborgen camera’s opgehangen. Al snel werd er bemerkt dat er een pak koffie uit de voorraad was verdwenen. De volgende dag werden de camerabeelden bekeken en daarop was te zien dat de betreffende vrouw een pak koffie uit de voorraadruimte pakte, in haar locker stopte, na haar dienst in haar tas stopte en vertrok. Kort daarna heeft er een gesprek plaatsgevonden tussen de vrouw en de onderzoekers van het recherchebureau, waarin de vrouw toe heeft gegeven dat ze niet alleen spullen van Rivas heeft weggenomen maar ook van cliënten en collega’s. Van dit gesprek is een rapport opgemaakt en op grond daarvan is de vrouw op staande voet ontslagen. In de gerechtelijke procedure voert de vrouw onder andere als verweer dat Rivas onvoldoende getracht heeft eerst op andere wijze de problematiek te lijf te gaan zodat de inzet van camera’s voorbarig was en de beelden daardoor onrechtmatig zijn verkregen en niet als bewijs kunnen dienen. Er zou volgens haar dus ook geen sprake zijn van een dringende reden voor ontslag op staande voet. Dit verweer wordt door de rechtbank verworpen. Hoewel de inzet van verborgen camera’s op de werkplek in strijd is met artikel 139f Wetboek van Strafrecht mocht Rivas hiertoe toch overgaan. Voldoende is namelijk komen vast te staan dat zij op geen andere wijze de waarheid boven tafel kon krijgen en het belang van de waarheidsvinding weegt in deze zwaarder dan het belang van bewijsuitsluiting.

Cameratoezicht op de werkvloer kan dus helpen bij de opsporing en vervolging van strafbare feiten op de werkvloer. De inbreuk op de privacy van werknemers en bezoekers is daarbij wel groot. Werkgevers mogen daarom alleen verborgen camera’s ophangen als zij aan een aantal voorwaarden voldoen. Ook moeten zij ervoor zorgen dat de inbreuk op de privacy zo klein mogelijk is.  Bovenstaande casus geeft al een korte samenvatting van dit artikel. Om een en ander te verduidelijken zal ik de regels rondom het inzetten van (verborgen) cameratoezicht op de werkvloer nader toelichten.

WETTELIJKE KADER

Wetboek van Strafrecht

Op 1 januari 2004 trad de aanpassing van het Wetboek van Strafrecht naar aanleiding van het wetsvoorstel strafbaarstelling heimelijk cameratoezicht in werking. De wet geeft aan dat het verboden is om beeldopnamen te maken in zowel voor niet voor publiek toegankelijke ruimten als voor publiek toegankelijke ruimten (artikel 139f en artikel 441b Wetboek van Strafrecht) zonder dit duidelijk vooraf kenbaar te maken. Hoewel de wet daarin niet duidelijk is, wordt in de literatuur geconcludeerd dat werkgevers onder deze strafbaarstelling onder omstandigheden gebruik kunnen maken van verborgen cameratoezicht op de werkvloer, als zij gegronde vermoedens hebben van ernstig onrechtmatig handelen van werknemers. Voorwaarde is dat werknemers op de hoogte zijn gebracht dat de werkgever in hoge uitzonderingsgevallen de mogelijkheid heeft om verborgen camera’s in te zetten.

Wet Bescherming Persoonsgegevens (WBP)

De mogelijkheid tot (verborgen) cameratoezicht zoals hierboven aan de orde, is genormeerd in de Wet Bescherming Persoonsgegevens (WBP). Beeldopnamen worden gezien als persoonsgegevens als ze iets zeggen over de persoon of personen in kwestie. Van een direct identificeerbaar persoonsgegeven is in dit verband sprake voor zover personen herkenbaar in beeld worden gebracht. In die wet is de verwerking van persoonsgegevens geregeld, waaronder wordt verstaan: elke handeling of elk geheel van handelingen met betrekking tot persoonsgegevens, waaronder in ieder geval het verzamelen, vastleggen, bewaren, raadplegen, met elkaar in verband brengen, van gegevens betreffende een identificeerbare natuurlijke persoon, op geheel of gedeeltelijk geautomatiseerde wijze. Volgens artikel 6 WBP moeten persoonsgegevens in overeenstemming met de wet en op behoorlijke en zorgvuldige wijze worden verwerkt. Indien een werkgever over wil gaan op cameratoezicht moet een continue afweging worden gemaakt tussen het belang van de werkgever en de privacy van de betrokkene. Als algemene privacy norm geldt dat er een helder omschreven en concreet gesteld doel moet zijn bij het vergaren en verwerken van persoonsgegevens middels cameratoezicht. Bijvoorbeeld het vastleggen van incidenten.

GERECHTVAARDIGD BELANG WERKGEVER

Artikel 7 van deze wet stelt als voorwaarde dat de persoonsgegevens (door middel van cameratoezicht) voor welbepaalde, uitdrukkelijk omschreven en gerechtvaardigde doeleinden worden verzameld.

Deze doeleinden worden nader omschreven in artikel 8 WBP. Onder sub f is bepaald dat de persoonsgegevens mogen worden verwerkt indien de gegevensverwerking noodzakelijk is voor de behartiging van het gerechtvaardigde belang van de verantwoordelijke of van een derde (bijvoorbeeld een particulier recherchebureau) aan wie de gegevens worden verstrekt, tenzij het belang of de fundamentele rechten en vrijheden van de betrokkene, in het bijzonder het recht op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer prevaleert. Is het gerechtvaardigd belang aangenomen, dan zal vervolgens nog een nadere afweging moeten worden gemaakt: het privacybelang van de betrokkene moet worden afgewogen tegen het belang dat de werkgever heeft bij het maken van de beeldopnamen. In bovengenoemde casus heeft de werkgever een gerechtvaardigd belang om de dader op te sporen middels cameratoezicht omdat er bij regelmaat diefstallen worden gepleegd, het voor onrust zorgde bij collega’s en cliënten en alle andere minder ingrijpende maatregelen al tevergeefs waren ingezet.

NOODZAAK-CRITERIUM: PROPORTIONALITEIT EN SUBSIDIARITEIT

De toepassing van cameratoezicht moet bovendien voldoen aan de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit. Deze beginselen vloeien rechtstreeks voort uit het noodzakelijkheidcriterium van artikel 8, lid 2 EVRM (Europees Verdrag van de Rechten van de Mens) en de daarop gebaseerde jurisprudentie en zijn daarom niet expliciet terug te vinden in de WBP. De inbreuk op de belangen van de bij de verwerking van persoonsgegevens betrokkene mag niet onevenredig zijn in verhouding tot het met de verwerking te dienen doel (proportionaliteit). Deze toets speelt een rol wanneer het gaat om de toepassing van de uitoefening van een bevoegdheid tot het verkrijgen van persoonsgegevens, waarbij een inbreuk op een grondrecht aan de orde is. Zij vergt een belangenafweging van de omstandigheden van het concrete geval.

Op degene die de persoonsgegevens verwerkt, rust de plicht om binnen redelijke grenzen een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van anderen te vermijden dan wel zo beperkt mogelijk te houden (subsidiariteit). Hierbij kan je bijvoorbeeld denken aan de inzet van extra bewakers. Deze plicht omvat een tweetal aspecten. Allereerst dient men af te zien van de verwerking van persoonsgegevens indien hetzelfde doel ook langs andere weg en met minder ingrijpende middelen kan worden gerealiseerd. Wordt desondanks tot gegevensverwerking overgegaan, dan is van belang dat degene die gegevens wil verwerken alle eventuele bestaande mogelijkheden benut om de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van betrokkene te beperken. Dit brengt bijvoorbeeld met zich mee dat de werkgever moet nadenken over de plaats, het bereik en de duur van het gebruik van de camera’s.

VERENIGBAARHEIDEIS

Vervolgens mogen persoonsgegevens (op grond van artikel 9 WBP) niet verder worden verwerkt op een wijze die onverenigbaar is met de doeleinden waarvoor ze zijn verkregen. Daarbij wordt onder andere rekening gehouden met de gevolgen van de beoogde verwerking voor de betrokkene.

INFORMATIEPLICHT

Verder schrijven de artikelen 33 t/m 34a WBP een informatieplicht voor waarbij de persoon over wie gegevens worden vergaard (betrokkene) moet worden geïnformeerd over de gegevensvergaring. Bijvoorbeeld door de mogelijkheid tot inzetten van cameratoezicht op te nemen in het bedrijfsreglement of door bordjes op te hangen zodat werknemers en bezoekers kunnen zien dat er camera’s hangen. De verantwoordelijke moet (afhankelijk van de omstandigheden) de betrokkene de informatie over het verkrijgen van de persoonsgegevens mededelen vóór het moment van de verkrijging van de gegevens, op het moment van vastlegging of wanneer de gegevens bestemd zijn om te worden verstrekt aan een derde, tenzij de betrokkene daarvan reeds op de hoogte is.

MELDEN BIJ AUTORITEIT PERSOONSGEGEVENS

In beginsel ben je op grond van artikel 27 WBP als werkgever verplicht het cameratoezicht te melden bij de Autoriteit Persoonsgegevens (voorheen College Bescherming Persoonsgegevens). Cameratoezicht in het kader van beheer, bewaking, beveiliging of het vastleggen van incidenten is middels artikel 38 van het Vrijstellingsbesluit WBP vrijgesteld van melding. De werkgever mag in eigen gebouw en op eigen terrein zichtbaar camera’s plaatsen (géén openbare ruimtes). Bij camera’s die alleen ‘monitoren’ en niet opnemen, is geen sprake van verwerking in de zin van de WBP. Deze vorm van cameratoezicht hoeft dus ook niet worden gemeld.

ONDERNEMINGSRAAD INLICHTEN

Het voornemen om cameratoezicht in te zetten en het beleid hierin moeten tijdig voor advies aan de ondernemingsraad worden voorgelegd. Zij hebben namelijk instemmingsrecht op het besluit tot het inzetten van cameratoezicht. Dit geldt alleen voor camerabeelden die een inbreuk maken op de privacy van betrokkenen. Als de werkgever cameratoezicht instelt buiten kantooruren om het kantoor te beveiligen dan valt dit niet onder het instemmingsrecht.

BEWAARTERMIJN CAMERABEELDEN

De werkgever mag de camerabeelden niet langer bewaren dan noodzakelijk is. De richtlijn hiervoor is maximaal vier weken. Als er een incident is vastgelegd zoals diefstal, dan mag de werkgever de betreffende beelden bewaren totdat dit is afgehandeld.

UITZONDERING VOOR VERBORGEN CAMERATOEZICHT

Het gebruik van verborgen cameratoezicht is slechts in uitzonderlijke gevallen toegestaan. Alleen wanneer er een gegrond vermoeden bestaat van onrechtmatig handelen dat niet op een andere manier kan worden bevestigd, kunnen tijdelijk verborgen camera’s geoorloofd zijn. Permanent verborgen cameratoezicht is nooit toegestaan. De inbreuk op de privacy van de werknemers moet ook zo klein mogelijk zijn. Zoals eerder al genoemd geldt als voorwaarde dat de betrokkenen vooraf in kennis zijn gesteld van de mogelijke inzet van verborgen camera’s onder bijzondere omstandigheden (zoals diefstal of fraude). Denk hierbij bijvoorbeeld aan een bericht hierover in het huisreglement. De eerdergenoemde verenigbaarheideis en de informatieplicht tegenover de betrokkene kunnen op grond van artikel 43 WBP buiten toepassing worden gelaten voor zover dit noodzakelijk is in het belang van onder andere de voorkoming, opsporing en vervolging van strafbare feiten. De gronden om een uitzondering te maken heb ik al besproken, namelijk het noodzakelijkheidscriterium. Daarnaast mag de werkgever dit alleen doen als hij eerst en tevergeefs op andere wijzen heeft geprobeerd de strafbare feiten op te sporen. Het is belangrijk dat u als werkgever de eerdere inspanningen ook kunt aantonen. Verder moet verborgen cameragebruik altijd gemeld worden bij de Autoriteit Persoonsgegevens. Tot slot moeten de betrokken werknemers achteraf worden ingelicht over de inzet van de verborgen camera’s.

Mocht u hulp nodig hebben bij de opsporing van strafrechtelijke feiten binnen uw bedrijf of als u meer informatie wilt over het inzetten van cameratoezicht, neem dan contact met me op.

(Dit artikel is ook gepubliceerd op de website van Juridisch Actueel)

***

BRONNEN

Wet Bescherming Persoonsgegevens

Memorie van Toelichting Wet Bescherming Persoonsgegevens

Autoriteit Persoonsgegevens: Cameratoezicht.

Autoriteit Persoonsgegevens: Do’s en Don’ts Cameratoezicht

Autoriteit Persoonsgegevens: Cameratoezicht op de werkplek

Telegraaf: ‘Diefstal borrelnootjes geldige reden ontslag’.

ECLI:NL:RBROT:2016:3327

ECLI:NL:HR:2001:AB1347

ECLI:NL:CRVB:2008:BD7931

ECLI:NL:RBMID:2010:BM8556